Organisatie van woordenschat


Vaak komen er tweetalige kinderen bij de logopedist terecht omdat ze moeite hebben met praten. Dit kan allerlei oorzaken hebben. Er kan sprake zijn van een achterstand door tweetaligheid maar ook van een TOS (taalontwikkelingsstoornis). Opvallend is dat deze kinderen woorden vaak veel beter begrijpen dan gebruiken.

Zo kan het kind prima het juiste voorwerp gaan halen als erom wordt gevraagd, maar het is erg lastig om het voorwerp zomaar te benoemen.
Dit is een verschil tussen passieve en actieve woordenschat.

Een goede oefening om de actieve woordenschat te verbeteren, is het versterken van de zoekvaardigheid.
Zo kunnen kinderen in hun hoofd op zoek gaan naar een woord met een f- of misschien wel naar de naam van een kledingstuk.
Kinderen met een zwakke actieve woordenschat noemen vaak de verkeerde woorden bij een categorie. Als je om ‘kleren’ vraagt dan noemen ze bijvoorbeeld ‘arm’. De woorden zijn dus op de verkeerde plek opgeruimd. Als het kind het woord wil gebruiken, kan het dit dus niet vinden.

Een leuke werkvorm is kinderen woorden binnen een categorie laten verzinnen en tekenen. Op deze manier zijn ze langdurig bezig met het nadenken over welke woorden wel en niet binnen de categorie passen.
Als woorden beter in het hoofd opgeruimd worden op de goede plek, zal het kind het woord de volgende keer makkelijker kunnen vinden. En het kind zal vanzelf vlotter gaan praten omdat het woordgebruik opeens makkelijker is geworden.